Bodempathogenen

Wat te doen tegen bodempathogenen?

In veel gewassen accumuleren bodempathogenen, zeker als een vatbaar gewas in een te nauwe vruchtwisseling geteeld wordt. Ze belagen de land-, tuin- en bosbouw door wegval of verminderde groei van aangetaste planten (terwijl ze in de natuur juist een positieve functie vervullen doordat ze bijdragen aan biodiversiteit door het creëren van nieuwe biotopen).

Een zeer breed scala aan bodemgebonden pathogenen bestaat, van bacteriën, protozoën, oömyceten en schimmels tot aaltjes en parasitaire planten. De belangrijkste bodempathogenen hebben een opmerkelijk grote verspreiding, vaak over de meeste continenten (Fig. 1). Hoogstwaarschijnlijk is dit veroorzaakt door wereldwijd transport van besmet plantenmateriaal en grond, waaraan tot ongeveer 50 jaar geleden geen fytosanitaire eisen werden gesteld.

Figuur 1. Aantal soorten van de 32 meest belangrijke bodempathogenen, per continent.

De vraag is of die pathogenen die echt belangrijk zijn ook de meeste aandacht krijgen in het onderzoek (Fig. 2). Het is bijvoorbeeld schokkend dat de wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne spp.) in het wetenschappelijke tijdschrift Plant Disease nauwelijks aandacht krijgen.  En net zo goed geldt dat voor Poederschurft (Spongospora subterranea) en Wratziekte (Synchytrium endobioticum). Deze pathogenen zijn in het algemeen lastig te onderzoeken, en ook lijken deze minder onderzochte pathogenen weinig gevoelig voor ziektewerende bodemeigenschappen, terwijl biologische bestrijding en/of aanwending van organische stof interessante effecten kunnen hebben bij de drie meest onderzochte plantenpathogenen Rhizoctonia solani, Sclerotinia sclerotiorum en Gaeumannomyces graminis (Fig. 2). En trouwens, weten we eigenlijk wel welke pathogenen de meest belangrijke zijn?

Figuur 2. Bodempathogenen in publicaties van het tijdschrift Plant Disease.

Adviezen met betrekking tot bodempathogenen hebben vaak betrekking op het verhogen van de ziektewerendheid van de bodem en de weerstand van de plant door toediening van organische stof. Dit heeft zich weliswaar bewezen voor vooral Pythium– en bodemgebonden Phytophthora-soorten, maar voor een veel breder assortiment van pathogenen is de effectiviteit van additie van organische stof niet aangetoond.

De beheersing van bodempathogenen is nog altijd lastig, wat toe te schrijven is aan obstakels als:

  • Te dure detectiemethodes met een te lage gevoeligheid; ten dele komt dit mede door de van nature grote spatiële heterogeniteit van bodembesmettingen. Hoewel spectaculaire vorderingen op het gebied van detectie zijn gemaakt, blijft een regelmatige preventieve controle voor een reeks aan bodempathogenen voorafgaand aan een teelt voorlopig nog veel te duur voor de praktijk.
  • Te geringe ontwikkeling in effectieve biologische bestrijders die tegen verschillende pathogenen op verschillende grondsoorten en in diverse teeltsystemen voldoende effectief zijn.
  • Verwarring bij telers en hun adviseurs rondom ineffectieve producten die vaak verkocht worden onder de vlag van biostimulanten/biofertilizers etc.
  • Bepaalde beheersingsmethoden die slechts bij sommige openluchtteelten bedrijfseconomisch haalbaar zijn (bv. inundatie, biologische grondontsmetting, specifieke soorten van organische stof).
  • Veelal onvoldoende zicht op de specifieke ecologie van verschillende bodempathogenen.
  • Ontbreken van toegelaten effectieve bestrijdingsmiddelen.
  • Veelal ontbreken van resistente of tolerante rassen.
  • De teler komt vaak te laat in actie. Dit heeft uiteraard met het niet beschikbaar zijn van betaalbare detectiemethoden.
  • Telers lopen meestal niet te koop lopen met de problemen die ze ondervinden. Meer openheid kan bijdragen aan inzicht.
  • Ontbreken van bereidheid van consumenten en groothandel om een eerlijke prijs te betalen voor duurzaam geproduceerde landbouwproducten.

Momenteel is vooral van belang om te zien hoe de onderzoeksagenda voor bodempathogenen kan worden gedefinieerd. Een actueel inzicht in wat er speelt in de praktijk is hierbij essentieel.

Deze tekst is een aangepaste samenvatting van mijn lezing op de vergadering van de Werkgroep Bodempathogenen en bodemmicrobiologie van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging (13 april 2017).