Biologische bestrijding, Biostimulantia

Biostimulanten, biologische bestrijders en de Fertilising Products Regulation

Planten-biostimulanten zijn producten die de plant versterken. Op het recente biostimulantencongres in Miami werd de definitie van biostimulanten zoals geformuleerd door het Europese samenwerkingsverband van producenten van biostimulanten EBIC (European Biostimulants Industry Council) veel aangehaald:

Plant biostimulants contain substance(s) and/or micro-organisms whose function when applied to plants or the rhizosphere is to stimulate natural processes to enhance/benefit nutrient uptake, nutrient efficiency, tolerance to abiotic stress, and crop quality.

Toch kwam tijdens het congres de definitie van biostimulant herhaaldelijk terug. Iets wat niet onbelangrijk is, aangezien zowel in de VS als in Europa gewerkt wordt aan regelgeving. In Europa gaat het hierbij om de Fertilising Products Regulation (download pdf), waaronder biostimulanten gaan vallen. Hoewel de definitie van biostimulanten nog niet helemaal vast staat, is wel duidelijk dat die biostimulanten die effecten hebben op plantenpathogenen zullen vallen onder de gewasbeschermingsmiddelen (download pdf). Het verminderen van abiotische stress (droogte, zoutschade) door een biostimulant zal dus onder de Fertilising Products Regulation vallen, en bij de bestrijding van een ziekte wordt de biostimulant een bestrijdingsmiddel. Op het eerste gezicht lijkt dit niet zo belangrijk, maar de dossiers die nodig zijn om een middel toegelaten te krijgen als bestrijdingsmiddel zijn veel omvangrijker en daarmee veel duurder dan die onder de Fertilising Products Regulation vallen. En dat terwijl allerlei biostimulanten claimen dat ze veel effecten tegelijk kunnen hebben, wat trouwens ook niet eens zo vreemd is omdat veel producten die als biostimulant verkocht worden een verzamelbak zijn van diverse bacteriën, schimmels en soorten organische stof. Zo is bijvoorbeeld Trichoderma lastig te rubriceren, want van één en dezelfde soort kunnen zowel plantengroeibevorderende als pathogeen-onderdrukkende eigenschappen toegeschreven zijn (bv. Hermosa et al., 2012). Tegelijk zijn er veel micro-organismen die op soortsniveau een enorme variatie kennen, zoals Pseudomonas fluorescens.

De vraag is, hoe voorkomen we een oneerlijk speelveld? Jarenlang al wordt, denk ik, veel Trichoderma verkocht als plantenversterker terwijl de kans reëel is dat nogal wat van die Trichoderma’s ook sommige bodempathogenen onderdrukken. En dat weten de telers en hun adviseurs. Maar stel nu dat een bepaalde Trichoderma inderdaad alleen een plant versterkt en helemaal geen pathogeen-onderdrukkend effect heeft? Hoe toon je zoiets aan, dat een isolaat géén effect heeft? Die scheiding tussen bemestingsproducten en gewasbeschermingsmiddelen zal in de toekomst dus best nog wel wat problemen oproepen. Veel zal afhangen hoe het ctgb omgaat met de registratie van biologische bestrijdingsmiddelen. Dat Bacillus amyloliquefaciens FZB24 en Coniothyrium minitans CON/M/91-08 nu geregistreerd zijn als laag-risicostof geeft aan dat de introductie van biologische bestrijders van o.a. bodempathogenen wellicht vergemakkelijkt wordt. Aan de kant van de Fertilising Products Regulation is het goed dat hier ook een eis gesteld wordt over werkzaamheid van middelen. De geloofwaardigheid en daarmee de kwaliteit van biostimulanten zijn hierbij gebaat, hoewel uiteraard veel afhangt van hoe die werkzaamheid zal worden getest.